Containers, volumes en partities zijn elementen van het bestandsbeheersysteem van een computer. Met de introductie van de APFS (Apple File System) in macOS High Sierra kregen deze componenten nieuwe organisatorische rollen in het macOS-besturingssysteem. De informatie in dit artikel is specifiek van toepassing op Mac-computers, maar andere besturingssystemen gebruiken ook containers, volumes en partities.
Wat zijn containers?
Containers zijn logische constructies van digitale ruimte die een of meer volumes bevatten. Wanneer alle volumes in een container het APFS-bestandssysteem gebruiken, delen de volumes de beschikbare ruimte in de container. Een volume dat extra opslagruimte nodig heeft, kan vrije ruimte uit een andere container gebruiken.
Volume versus partitie
Een volume is een op zichzelf staand opslaggebied dat een computer kan lezen. Veelvoorkomende typen volumes zijn cd’s, dvd’s, SSD’s en harde schijven. Wanneer een Mac-computer een volume herkent, wordt het op het bureaublad gemount, zodat u toegang hebt tot de gegevens die het bevat. Volumes kunnen worden verdeeld in een of meer partities, die ruimte op de harde schijf innemen. Een volume kan meerdere fysieke schijven of stations beslaan, maar een partitie is beperkter. In tegenstelling tot partities kunnen volumes overal vrije ruimte gebruiken, wat vóór APFS niet mogelijk was. APFS is geoptimaliseerd voor bepaalde schijftypen, namelijk solid-state drives (SSD’s). Upgraden naar APFS heeft beperkte voordelen voor computers met een harde schijf.
Logische volumes
Een meer abstract type volume, ook wel een logisch volume genoemd, is niet beperkt tot een enkele fysieke schijf. Het kan zoveel partities en fysieke schijven bevatten als nodig is. Een logisch volume wijst en beheert ruimte op een of meer apparaten voor massaopslag. Het scheidt het besturingssysteem van de fysieke apparaten waaruit het opslagmedium bestaat. In RAID 1 (mirroring) verschijnen bijvoorbeeld meerdere volumes voor het besturingssysteem als één logisch volume. Zowel hardwarecontrollers als software kunnen RAID-arrays maken. In beide gevallen is het besturingssysteem niet op de hoogte van wat fysiek het logische volume vormt. Het kan één schijf, twee schijven of meerdere schijven zijn. Het aantal schijven waaruit de RAID 1-array bestaat, kan in de loop van de tijd veranderen en het besturingssysteem is zich nooit bewust van deze wijzigingen, omdat het slechts één logisch volume ziet. Met een logisch volume is niet alleen de fysieke apparaatstructuur onafhankelijk van het volume dat het besturingssysteem ziet, maar kan een gebruiker het ook onafhankelijk van het besturingssysteem beheren. Deze opstelling zorgt voor een flexibeler gegevensopslagsysteem.
Logische volumemanagers (LVM’s)
Logische volumes kunnen partities hebben die zich op meerdere fysieke opslagapparaten bevinden. Logical Volume Managers (LVM’s) maken deze systemen gebruiksvriendelijker. Een LVM beheert opslagarrays, wijst partities toe, maakt volumes aan en bepaalt hoe de volumes met elkaar omgaan. Sinds Apple OS X Lion heeft geïntroduceerd, gebruikt macOS een LVM-systeem dat bekend staat als Core Storage. Het werd voor het eerst gebruikt om het volledige schijfversleutelingssysteem te bieden dat wordt gebruikt door het Apple File Vault 2-systeem. Toen OS X Mountain Lion werd uitgebracht, kreeg het Core Storage-systeem de mogelijkheid om een gelaagd opslagsysteem te beheren dat Apple een Fusion-schijf noemde.